Volg ons  Volg ons op Twitter Volg ons op Facebook

Deel deze pagina:
FaceBook  Twitter

Veel duikbonden hanteren als richtlijn dat je als duiker tijdens nachtduiken over minimaal twee duiklampen moet beschikken. Toch hebben veel duikers maar een duiklamp. Is dat dan wel verantwoord?

Weten en napraten

Wat overal gebeurt, gebeurt ook in de duikwereld. Je hebt een groep mensen die kennis van zaken heeft, een veel grotere groep die ergens een klok heeft horen luiden, een groep die klakkeloos napraat en natuurlijk ook een deel dat maar wat zegt. Gelukkig is er ook een deel dat kritisch is en zelf nadenkt.

Voor een beginnende duiker is het verschil tussen deze mensen maar moeilijk te maken. Ze luisteren daarom bij voorkeur naar duikinstructeurs of verkopers in duikshops omdat ze die vakkennis toedichten. Het is maar de vraag of dit wel altijd zo terecht is.

We vergeten wel eens dat duikopleiders worden geschoold in het opleiden van duikers. Een dergelijke opleiding gevolgd hebben wil dus niet zeggen dat deze mensen ook meteen verstand hebben van allerlei aanverwante zaken zoals apparatuur, wat betrouwbare producten zijn of duikgerelateerde medische zaken. Ze geven daarom soms hun persoonlijke meningen of praten na wat ze van anderen hebben gehoord, ook zonder dit te verifiëren.

Door antwoord te geven op vragen zonder verstand van zaken te hebben, ontstaan soms misverstanden en vreemde standpunten. In een enkel geval is dat wel grappig. Urineren over een kwallenbeet om jeuk tegen te gaan bijvoorbeeld. Onzin dat dit zou werken, maar wel leuk als iemand dat zou doen!

Gelukkig zullen veel opleiders niet zo maar hun eigen draai aan zaken geven, maar vertellen wat ze zelf geleerd hebben. Op een vraag of je met twee duiklampen nachtduiken moet maken, zullen ze dan ook vaak 'ja' zeggen. Maar als je vraagt waarom dat is, dan wordt het wat lastig. Je zult meestal niet veel meer horen als "Wanneer een lamp kapot gaat, heb je er nog een". Maar als je dan aangeeft dat je net een nieuwe duiklamp hebt gekocht en dat je toch echt niet verwacht dat die eerdaags kapot zal gaan, wat wordt dan het antwoord? "Voor de 100% zekerheid?". Laten we eens kijken hoe zeker we eigenlijk kunnen zijn.

Tijdens de Corona crisis hebben we veelvuldig kunnen zien dat het geven van meningen zonder over deugdelijke achtergrondkennis te beschikken, verkeerd uit kan pakken. Dit gebeurt overal, dus ook in de duikwereld. Dat kan om verschillende redenen gebeuren. Bijvoorbeeld om als expert over te willen komen, maar ook om dienstbaar te willen zijn, uit angst, omdat gedacht werd dat het echt juist was wat verteld werd, om iets te willen aanprijzen, om concurrenten tegen te werken, om iets te willen verkopen, om ergens tegenaan te schoppen of om wat voor een reden dan ook. Niets werelds is ons vreemd wat dat betreft. Ook in de duikwereld niet!

Daarom moet je oppassen met het toekennen van dit soort macht. Er kan je immers, vaak onbewust en met de beste bedoelingen, de grootste onzin worden verteld die als waarheid bij je over kan komen.

Duiklampen

Sommige verhalen komen echter niet zo maar uit de lucht vallen, maar kunnen niet meer van toepassing zijn zonder dat de verteller dat weet. In de afgelopen decennia zijn duiklampen bijvoorbeeld enorm veranderd. Daar waar vroeger zware gevoelige accu’s nodig waren die beperkt energie konden leveren, snel in prestaties achteruit liepen en waarin hallogeenlampjes werden gebruikt, zien we nu dat de LED-verlichting zijn intrede heeft gedaan, er een andere opslag voor stroom wordt gebruikt en het gewicht enorm is gewijzigd.

Een deel van de opmerkingen die golden voor de duiklampen van vergane tijden, gaan daarom helemaal niet meer op voor de huidige duiklampen. Bijvoorbeeld dat een duiklamp beter niet boven water ingeschakeld kan worden, dat zware duiklampen langer lichtgeven dan lichtere, dat de accu iedere keer helemaal leeg moet lopen voor een blijvende goede werking of dat het lampje snel kapot kan gaan door het in- en uitschakelen van de duiklamp.

Maar dit soort zaken kunnen soms heel hardnekkig blijven rondzingen. Het napraten van elkaar helpt daar natuurlijk niet bij. Toch is het niet zo moeilijk om zin en onzin van elkaar te scheiden. Zoek gewoon op internet naar kennis en achtergronden uit verifieerbare betrouwbare en gerenommeerde bronnen. Het is je hobby, dus dat is ook nog leuk om te doen ook!

Wat is waar?

Om in te gaan op de vraag of het nog steeds nodig is om met meerdere duiklampen te duiken tijdens een nachtduik, moeten we een uitstapje maken naar nog wat meer achtergronden. Maar daarna kun je echt zelf het antwoord geven. En niet door na te praten, maar door vanuit kennis en logica te redeneren.

Gevoelsmatig

Wanneer tien kinderen een snoepje hebben die ze middels een eerlijke loting aan een van hen gaan geven, zullen de meeste kinderen weinig vertrouwen hebben dat ze het snoepje zullen mogen opeten. Maar wanneer je kans 1 op 10 hebt om 100.000 Euro te winnen, kijk je daar heel anders tegenaan. Aan een dergelijke loterij wil je graag meedoen!

Blijkbaar bestaat er in ons gevoel een relatie tussen de kans dat iets plaatsvindt en het gevolg dat dit heeft. Bij gelijke kansen achten we gevoelsmatig de kans groter dat we het gevolg zullen ondergaan als het gevolg meer impact heeft, dan wanneer de impact kleiner is. Maar in werkelijkheid is dit natuurlijk onzin. De kans blijft even groot.

Toch werkt het in onze beleving met gevaar ook zo. We ervaren meer angst voor iets als we de gevolgen heftiger inschatten. Maar het echte risico dat bestaat is niet dat wat we voelen, maar is de kans dat iets plaatsvindt keer de grootte van het gevaar. Een vliegtuig op je hoofd krijgen heeft een enorm gevolg, daar kun je met recht bang voor zijn, maar de kans dat dit gebeurt is heel erg klein. Daarom beschouwen we dit als een klein risico. Daar wapenen we ons niet speciaal tegen.

Wat is nu de kans dat we door onze duiklamp in de problemen komen en hoe groot is het gevaar dan eigenlijk? Deze twee zaken bepalen blijkbaar samen hoe we hier tegen aan zouden moeten kijken.

De dobbelsteen

Nu we toch via kennis het antwoord objectief proberen te achterhalen, moeten we ook begrijpen hoe die kennis toegepast moet worden. Daarom even een korte opfriscursus statistiek: in mijn ogen het leukste en meest tastbare onderdeel van de wiskunde!

Een dobbelsteen heeft 6 verschillende kanten, maar er kan maar 1 kant tegelijkertijd boven liggen. Er ligt altijd een kant boven (dus is de kans hierop 100%). Maar als het gaat om een specifieke kant, dan is de kans 1 op 6 en daarmee 1/6 = 0,167 = 16,7%.

In praktijk betekent dit dat als je heel vaak gooit, je gemiddeld mag verwachten dat eenzesde deel van het totaal aantal worpen een 4 zal zijn. Maar dit geldt alleen als je heel vaak hebt gegooid. Het wil immers niet zeggen dat je, als je 6 keer een dobbelsteen gooit, je alle kanten van de dobbelsteen zult gooien.

Als je daarom een apparaat hebt dat een 99% bedrijfszekerheid kent, wil dat nog niet zeggen dat je, wanneer je dit apparaat 100 keer hebt gebruikt, het 1 keer niet kon gebruiken. Het kan in die 100 keer vaker onbruikbaar zijn geweest of juist altijd bruikbaar geweest zijn. Pas na heel veel gebruiken kun je stellen dat die 1 op de 100 keer dienst geweigerd heeft, maar het zegt dus weinig over het aantal beurten tussen deze weigeringen. Je kunt daarom zo maar drie keer achter elkaar een 6 gooien met een dobbelsteen, of na tien keer nog niet een keer een zes hebben gegooid. 

Wat wel zo is, is dat de kans dat je drie keer een 6 achter elkaar gooit vrij klein is en dat je, als je vaak een dobbelsteen gooit en maar steeds niet een 6 hebt gegooid, het steeds onwaarschijnlijker wordt dat je hem niet eerdaags zult gaan gooien. 

Hieruit kun je de conclusie trekken dat een apparaat met een bedrijfszekerheid van 99% een lange tijd geen problemen hoeft op te leveren, maar dat op een gegeven moment dus wel zal doen. Gewoon een kwestie van tijd. Of liever, een kwestie van statistiek!

Twee dobbelstenen

Maar hoe groot is nu de kans om met twee dobbelstenen twee zessen te gooien zodat je met monopoly de gevangenis uit mag? Je gooit de eerste dobbelsteen (daar is de kans 1 op 6 om de 6 te gooien) en de tweede dobbelsteen (waarvoor ook een kans 1 op 6 telt). Maar die zessen moeten wel tegelijkertijd vallen. Wil je de kans daarop berekenen, dan moet je de afzonderlijke kansen met elkaar vermenigvuldigen. Dus 1/6 x 1/6 = 1/36 = 0,028 = 2,8%. Klein kansje dus, kans 1 op 36. Dus dat wordt vast lang brommen en veel opnieuw moeten gooien tijdens het spel!

Dit kun je ook loslaten op de bedrijfszekerheid van apparaten. Als je een apparaat hebt dat een bedrijfszekerheid heeft van 99%, en cruciaal is voor een bepaald proces, dan kun je overwegen er twee te nemen. Redundancy, wordt dat genoemd. De kans dat beide apparaten op hetzelfde moment falen is niet zo groot. Dat is namelijk 1/100 x 1/100 en dat is dan ook 0,0001 oftewel 0,01%. Je kunt het ook zo uitdrukken: met twee van dit soort apparaten is de kans dat ze beide tegelijkertijd kapot gaan 1 op 10.000. Niet zo'n grote kans dus, maar het zou nog steeds kunnen gebeuren.

Terug naar een duiklamp

Uitgaande dat de duiker goed met zijn duiklamp omgaat (onbeschadigd, niet verouderd en volledig opgeladen) is de kans dat een LED-duiklamp dienst weigert kleiner dan 1%. Oftewel, 99% kans dat hij het zonder problemen doet. 

Maar we weten ook dat een bedrijfszekerheid van 99% niet zegt dat je er eerst 99 keer mee kunt duiken zonder problemen en dat je dan een probleem mag verwachten. Zelfs met een bedrijfszekerheid van 99% kan de duiklamp tijdens de tweede duik al defect raken. Toegegeven, de kans daarop is klein, maar het kan wel!

De bedrijfszekerheidsgegevens van duiklampen hoef je niet zomaar aan te nemen, die kun je achterhalen via de testrapporten die zijn opgesteld door onderzoeksinstituten die dit soort duiklampen objectief testen. Omdat deze gegevens door een aantal fabrikanten worden gebruikt als garantie is dit nog eens een extra bevestiging van de juistheid van deze gegevens. Maar toch gaan we dat nog in twijfel trekken en stellen dat een duiklamp 95% dienstzekerheid oplevert. Dan weten we heel zeker dat we meer dan safe zitten.

Wat betekent dit nu in de praktijk? Dit betekent dat we 5% kans hebben dat onze duiklamp er tijdens de nachtduik mee uitscheidt. 5% = 5:100 = 1:20. Als we heel veel nachtduiken maken, dan zouden we hiermee kunnen stellen dat we gemiddeld genomen eens per twintig duiken met een falende duiklamp te maken hebben. Best veel dus!

Maar we zagen eerder al dat niet alleen de kans, maar de combinatie met het gevaar bepalend is voor hoe tegen het risico aangekeken zou moeten worden. Het is daarom belangrijk om een inschatting te maken van hoe erg het is als onze duiklamp tijdens een nachtduik uitvalt. Maar we weten dat we dat niet zomaar kunnen zeggen. Wanneer we op 5 meter diepte duiken in Vinkeveen is het gevaar immers anders dan dat we duiken in een wrak op 20 meter diepte midden op zee!

Niet te simpel

Je voelt hem wel aankomen. Leuk om te zeggen dat je altijd met twee duiklampen moet duiken, maar dat is wel een behoorlijke versimpeling van het probleem. Versimpelen doe je om iets gemakkelijk te maken. Je kunt als duiker nu eenmaal gemakkelijker iets simpels opvolgen dan over iets complex nadenken. Maar de wereld is niet zwart-wit, hij is genuanceerd en zo kun je ook tegen dit soort dingen aankijken. Laten we een voorbeeldje geven.

Een bevriend buddypaar komt bij de waterkant naar je toe, is al geheel omgekleed en geeft aan graag samen mee te gaan met de geplande nachtduik in Vinkeveen tot maximaal 5 meter diepte. Dat doen ze vaker samen met veel plezier maar ze hebben alle twee maar een duiklamp en daarnet gehoord dat je per duiker minstens twee duiklampen nodig hebt. Ze vragen aan jou, als ervaren duiker, of hun voornemen mee te gaan volgens jou daarom wel verantwoord is.

Wie nu de regels opvolgt zal wel moeten zeggen dat dit niet kan. En daar doe je natuurlijk nooit iets verkeerds mee. Het is de meest veilige keuze. Maar je verpest er wel een duik voor anderen mee, en is dat terecht? Ook dan heb je formeel natuurlijk gelijk, want de regel zegt immers dat je per duiker over twee duiklampen moet beschikken.

Maar als je het rekenkundig bekijkt, kom je misschien tot een andere conclusie. Stel dat de kans op het falen van hun duiklamp inderdaad op 5% per duiklamp zou liggen (in werkelijkheid is dat natuurlijk een stuk minder), dan is de kans dat beide duiklampen tijdens dezelfde duik defect raken 5% x 5% = 0,0025 = 0,25%. Of, anders uitgedrukt, kans 1 op 400.

Als je daarbij inschat dat de duikers goed in staat zijn om met 1 duiklamp de duik op een juiste manier en zonder stress te kunnen afbreken (de kans dat dit zich voordoet is 1:20), hoe kijk je er dan tegenaan?

Kortom, de kans dat beide duiklampen kapot zullen gaan tijdens die duik bedraagt een kwart procent en ze zouden zich op dat moment ergens tussen de 0 en 5 meter bevinden. De kans dat een duiklamp uitvalt onder die omstandigheid is 1 op 20. Wie zo naar deze situatie kijkt kan moeilijk blijven volhouden dat het risico (wat kans keer gevaar inhoudt) voor deze duik en voor deze mensen erg groot zal zijn.

Veiligheid boven alles

Nu zou je kunnen stellen dat veiligheid boven alles gaat. Maar dat kun je natuurlijk niet altijd hardmaken. Wie duikt loopt nu eenmaal een zeker risico. Wil je geen risico lopen tijdens het duiken, dan moet je niet duiken.

Je loopt altijd risico maar dit moet wel een weloverwogen, bewust gekozen risico zijn en het risico moet natuurlijk binnen grenzen blijven. Als het gevaar groot is, moet je daarom de kans op dat gevaar zien te minimaliseren. Situaties waarin het gevaar erg groot is, moet je zoveel mogelijk zien te vermijden. Omdat dit per situatie en omstandigheid kan verschillen, is er heel wat voor te zeggen dat je duikers niet zozeer alleen regeltjes leert kennen, maar vooral leert goed na te denken.

Je moet voorkomen onnodig risico te lopen. Veiligheid is alleen in een zekere mate te garanderen door onnodige gevaren te ontlopen en door beschermende maatregelen te treffen tegen de overgebleven potentiële gevaren. Dus weg van vuur blijven als het mogelijk is of vuur beschermende kleding dragen als je het niet kunt ontlopen. Maar het moet wel realistisch blijven. Het is natuurlijk altijd veiliger om met twee duiklampen te duiken dan met een duiklamp, zoals het nog veiliger is om dit met drie of vier duiklampen te doen. De vraag die daarom gesteld moet worden is, wat is veilig genoeg?

Grot- en wrakduiken

Als voormalig grot- en wrakduiker meen ik kennis en ervaring te hebben opgedaan in het maken van diepe en complexere duiken, die we nu technisch duiken zouden noemen, en waarbij het gevaar relatief groot was. Om die reden moest het duikteam waarin ik dit deed de kans op het laten ontstaan van deze gevaren sterk zien te verminderen.

Door al die maatregelen voelde ik mij toen soms minder risico lopen dan nu, met recreatieve, relatief ondiepe duiken in het open water. Het gevaar is nu namelijk weliswaar aanzienlijk minder, maar de wijze waarop met dat gevaar wordt omgegaan is ook anders. Daardoor levert de uitkomst van de som soms toch een hoger risico op.

Tijdens het soort grotduiken dat ik hier bedoel komt het voor dat er geen sprankje licht van buiten naar binnen kan komen, dat je soms geen buddy naast je hebt of dat je daar niet goed mee kunt communiceren. Dit betekent dat als jouw duiklamp uitvalt je niet zomaar kunt rekenen op het licht van buitenaf, van andere duikers of op directe hulp. Om die reden moet je als grotduiker op jezelf terug kunnen vallen. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor duiklampen maar bijvoorbeeld ook voor de ademhalingsapparatuur en dat soort zaken.

Voor bepaalde grotduiken wordt het daarom aanbevolen om met maar liefst vier duiklampen te duiken. En dit onderschrijf ik volledig! Dit advies voor bepaalde duiken is namelijk geen klakkeloze aanname, niet gebaseerd op stoerheid of door iemand nagepraat, het is uitgerekend en kan worden uitgelegd.

Wanneer je in een complex en nauw grottenstelsel geen licht meer hebt, is het gevaar enorm groot. Je zou kunnen zeggen, zeer grote kans dat het dodelijk afloopt als dit gebeurt. Vermenigvuldig je een heel groot getal (groot gevaar) met een klein getal (de kans dat dit gebeurt), dan krijg je nog steeds een aanzienlijke waarde. Kortom, je moet gaan vermenigvuldigen met een heel klein getal om het risico terug te brengen. En dit variabele getal is de kans dat iets gebeurt.

Als een duiklamp er 1 op de 20 duiken mee zou uitscheiden, dan is de kans dat twee van dit soort duiklampen tijdens dezelfde duik kapot gaan 5% x 5% zoals we inmiddels weten. Een kleine kans dus van 1 op 400 hebben we al gezien, maar dat kan nog steeds een te groot risico opleveren. Want dood is dood.

Dus nemen we nog een duiklamp mee en wordt de kans hierdoor 5% x 5% x 5%. Nu is de kans 0,000125 geworden (of, wat waarschijnlijk meer zegt, kans 1 op 8000). Een kans 1 op 8000 is misschien weinig, maar het zal je maar gebeuren! In een loterij vinden we dit nog best een aardige reden om mee te spelen. Dus we nemen nog een duiklamp mee: 5% x 5% x 5% x 5% = 0,00000625 (kans 1 op 160.000). Zonder risico kun je niet duiken maar dit risico durven we wel te nemen. We gaan er vanuit dat ons dat niet overkomt!

Samenvatting

Regels zijn er niet voor niets, maar ze zijn ze ook weer niet alomvattend of sluitend. Tijdens het opstellen van regels heeft men bepaalde situaties voor ogen gehad. Is de situatie anders, dan moet bekeken worden of deze regels in deze vorm nog wel van toepassing zijn. Soms kunnen regels daarom misschien wat verruimd worden, maar soms ook worden aangescherpt. Dit kun je niet onderwijzen omdat het om inschattingen gaat en daarom zal geen duikbond een dergelijke stelling onderschrijven. Zij zullen eerder regels per situatie voorschrijven. 

Regels moeten aan een aantal voorwaarden voldoen wil je ze kunnen overbrengen. Eenduidigheid bijvoorbeeld maar ook, hoe triviaal het ook klinkt, dat ze simpel zijn en weinig ruimte geven voor discussie. Dat zorgt ervoor dat ze gemakkelijk kunnen worden overgebracht en eenvoudig kunnen worden gehandhaafd. Maar het zorgt ook voor een beperking. Voor afwijkende situaties die niet veel voorkomen, zul je geen regels opstellen. Dat zou immers tot verwarring kunnen leiden.

Theoretisch prima, maar de echte wereld is niet zwart-wit. Het is bijvoorbeeld altijd minder verstandig om alleen te duiken dan met een buddy. Dit is meerdere malen aangetoond door onderzoek te doen naar de reden dat mensen in duikongevallen terechtkwamen. Maar een ervaren duiker die op 3 meter diepte in zijn eentje even een foto wil maken op het hem bekende huisrif, loopt daarom nog niet ineens zomaar een onnoemelijk groot gevaar omdat hij de regel van het samen duiken niet opvolgt. Het risico neemt immers pas toe als het gevaar groter wordt en wanneer de kans dat het potentiële gevaar optreedt groter wordt.

Het is belangrijk om in situaties waarin het gevaar en/of de kans op dat gevaar toeneemt, het risico te verminderen door (extra) maatregelen te treffen. Maar het moet wel redelijk blijven. Duiken zonder risico bestaat niet en geloven dat iets 100% veilig kan zijn onder water is jezelf een rad voor ogen draaien. Je kunt op basis van gezond verstand vaak heel goed zelf beslissen wat wel of niet verstandig of nodig is. Natuurlijk dien je daarbij te kijken naar wat je geleerd hebt, maar je moet ook zelf logisch nadenken. Daar heb je lang niet altijd “experts” voor nodig. Je moet wel werken met de juiste achtergrondinformatie. Deze is voldoende beschikbaar als je daar maar even naar wilt zoeken.

 

Dive4all is

Aquamed logo
Officieel Aqua Med dealer. Registreer online

Mares logo
Officieel Mares Premium Reseller

Dive4all opleidingen worden uitsluitend gegeven door gecertificeerde PADI Instructeurs en Divemasters.

Dive4all PADI school Utrecht

Tweets

Een vraagje

Biologiezaken relevant voor duikers