Tijdens de bijeenkomst Visherkenning II kwam een tal van vissoorten voorbij die in het zoute water leven. Van haring tot lion fish. De prik en de zeenaald kwamen daarbij ook aan bod.
Zeenaalden behoren tot de Syngnatidae, wat iets betekent als ‘met een kaak’. De kop van een zeenaald vertoont veel gelijkenis met die van een zeepaardje, omdat ze daar ook aan verwant zijn.
Zeenaalden komen veel voor in de Nederlandse kustwateren en je ontkomt er dan ook zowat niet aan als je gaat duiken bij bijvoorbeeld de Zeelandbrug. De Grote Zeenaald kan wel tot 45 cm lang worden, maar meestal kom je de wat kleinere exemplaren tegen. De Kleine Zeenaald dus.
Zeenaalden zie je vooral tussen het zeewier zitten waar ze zoeken naar voedsel. Ze vangen hun voedsel (vaak larven) door het op te zuigen met hun buisvormige snuit. Als je ze ziet zitten doen ze meer aan slangen dan aan vissen denken. Maar in feite zijn het zeer gespecialiseerde vissen.
Niet alleen in onze koudere wateren, maar ook in warme streken komen zeenaalden voor. Dit zijn echter variëteiten. In de Grote Oceaan zit bijvoorbeeld de 6,5 cm lange Doryrhamphus melanopleura die oranjerood is met blauwe lijnen langs het lichaam. Er zijn heel veel soorten zeenaalden zodat ze in zowel zoet als zout water voorkomen en dat in alle zeeën.
Terwijl de visstand nogal wat te verduren heeft en veel soorten sterk in aantal afnemen, gaat het goed (en misschien juist wel daardoor) met zeenaalden. Waarom dat precies is, is niet bekend. Grappig is om te weten dat men al nesten van vogels gevonden heeft die geheel gemaakt zijn met de zeenaalden. Vogels zien er dus een takje in.
Ook zien we dat er steeds meer zeenaalden door andere dieren gegeten worden. Dat kan een slecht teken zijn. Misschien dienen ze als voedsel bij ‘gebrek aan beter’. De haring en spiering zijn immers sterk in aantallen afgenomen en de zeenaald levert maar weinig voedingswaarde op.