Volg ons  Volg ons op Twitter Volg ons op Facebook

Deel deze pagina:
FaceBook  Twitter

Wie heeft nooit schelpen gezocht op het strand? Die prachtige vormen en kleuren hebben op ons een enorme aantrekkingskracht. En sommige zijn al voorzien van een gaatje zodat je er meteen een sieraad van kunt maken. Maar hoe zit dat precies?

Schelpen

Wie over het strand loopt en een beetje aan het jutten is, kan ze niet missen. Het ligt er bomvol met schelpen. Een schelp is door een weekdier gemaakt van kalk ter bescherming van het ‘weke dier’. Het beschermt het dier tegen aanvallers, maar ook tegen uitdroging of bijvoorbeeld beschadiging wanneer er iets onverhoopt tegen de weke delen aan zou komen.

Hoewel men in onze spreektaal met een schelp vooral de helft bedoelt van een tweekleppige (een zogenaamde bivalve), kennen biologen het woord schelp toe alle uitwendige skeletten van weekdieren. Een slakkenhuis valt in die definitie daar dus ook onder, net als het huis van een sleeslak en zelfs het skelet van een zeekat. Een zeekat is immers een weekdier dat om het uitwendige skelet heen is gegroeid.

Overal

Je komt schelpen echt overal tegen. Wanneer je door de duinen of het bos loopt, loop je bijvoorbeeld vaak over een knisperend gebroken wit pad. Dit wordt niet voor niets een schelpenpad genoemd. De bedekking bestaat namelijk uit grof gemalen schelpen. Een soort kerkhof dus, zo’n pad. Hetzelfde gruis wordt overigens ook in tuinen of op landbouwgrond gebruikt om de grond van meer kalk te voorzien, het werd zelfs als cement in de bouw gebruikt en op de bodem van vogelkooien.

Veel

We gebruiken als mensheid dus heel wat schelpen en dat kan alleen als er veel van zijn. Er zijn dan ook heel veel dieren die een schelp maken en die zijn er al heel lang. Na de geleedpotigen (insecten en spinnen en zo) zijn de weekdieren (mollusken) de grootste groep dieren die we kennen. Biologen gaan uit van zo’n slordige 90.000 soorten waarvan minstens twee-derde in de zee leeft.

We denken dat weekdieren zijn ontstaan in het Cambrium (zo’n 500 miljoen jaar geleden) en ze gaan dus al een behoorlijke tijd mee. Vergelijk dat met de mens waarvan we aannemen dat deze 65 miljoen jaar geleden ontstond.

Als het diertje groeit, neemt ook de schelp in omvang toe. Omdat er in de wintermaanden in Nederland voor de weekdieren minder voedsel te vinden is, stopt de groei van de schelp en ontstaat er een rand vergelijkbaar met jaarringen van een boom. We noemen dit een groeiring.

Aan de hand van deze ringen kunnen we zien hoe oud een dier is. Er is een schelpdier gevonden dat meer dan 510 jaar oud is, maar van de mossel is bekend dat hij niet ouder wordt dan vijfentwintig jaar. Kortom, er zitten veel verschillen tussen de verschillende soorten maar ze leven dus best lang als je dat vergelijkt met de meeste andere dieren.

Reclamestunts

Schelpdieren hebben geen grote aaifactor en dat is gebleken doordat we het niet altijd zo nauw namen met deze weekdieren. Kijk maar eens naar de hoeveelheid schelpen die we van vakanties mee naar huis namen, soms met de levende dieren er nog in.

Ik weet nog goed dat ik als kind een boek en doos had gekregen van Shell (hun logo bestaat uit een schelp en hun naam is natuurlijk ook 'schelp') en iedere keer als je daar toen met de auto tankte kreeg je een schelp in een zakje mee. Daar zaten forse exemplaren tussen.

De doos moest volgespaard worden en dubbele exemplaren werden daarvoor op school geruild. Het waren echte schelpen, afkomstig uit alle windstreken van de wereld. En heus niet allemaal netjes gevonden langs de vloedlijn. Nu zouden daar hoge boetes op worden gezet, maar nog niet zo lang geleden (zo oud ben ik nu ook weer niet) hadden we geen enkele moeite met dit soort praktijken. Daar werd zelfs niet over nagedacht.

Geluid van de zee

In sommige schelpen (de ‘huisjes’van zeeslakken) kun je de zee horen. Tenminste, dat werd ons als kind verteld. Wanneer je zo’n schelp tegen je oor houdt, dan hoor je inderdaad het ruisen van de golven. Men dacht heel lang dat het geluid van de zee echt bleef hangen in de schelp. Dat zou komen omdat er zo’n lange tunnel in zat. En dat kon je ook gemakkelijk bewijzen: maakte je de tunnel kapot, dan hield het ruisen op. Bewijs geleverd!

Er bestonden overigens nog mooiere verhalen over de herkomst van dit ruisen. Het zou het verlangen van de schelp zijn om terug te willen keren naar de zee. Mooi verhaal natuurlijk, maar helaas. De schelp zelf bestaat uit dood materiaal en er bevindt zich dus niets in dat ook maar iets zou kunnen “willen”.

Het ruisen werd, en soms nog wel eens, ook op een minder romantische wijze quasi natuurkundig verklaart. Men zei wel dat de spiraalvorm en gladde wand het geluid weerkaatste van het eigen stromende bloed. In feite hoorde je volgens deze theorie dus een versterking van het verplaatsen van het bloed door de eigen hartslag. Maar ook dit verhaal moet naar het rijk der fabelen worden verwezen.

Het geluid ontstaat namelijk wel door de vorm en structuur van de tunnel in de schelp, maar dan doordat het als een soort akoestische filter werkt. Je kunt dit met elektronische apparatuur eenvoudig nabootsten. Door dit akoestische fenomeen worden bepaalde zaken uit het omringende geluid gefilterd en houd je het ‘ruisen’ over. Dit laat maar weer eens zien dat het goed kan zijn om de waarheid te kennen, maar dat de realiteit soms ook minder leuk is dan de romantiek van de verzonnen verklaringen.

Kleuren

Schelpen kunnen verschillende kleuren hebben. Ook binnen dezelfde soort weekdieren. De kleur kan door verschillende oorzaken per soort worden bepaald. Soms gaat het er om wat een dier gegeten heeft, soms om diens omgeving (camouflage), maar het kan ook door erfelijkheid zijn bepaald.

Op het strand zoeken mensen vaak naar de schelp van het nonnetje (Macoma balthica). Deze schelp is relatief klein, heel dun en breekt snel, maar is voorzien van de prachtigste witte, gele en roze kleuren waardoor hij zo in trek is.

Van het nonnetje is aangetoond dat de kleur door erfelijkheid wordt bepaald. Daarbij is wit recessief. Je hebt dus twee ‘witte’ ouders nodig om een wit exemplaar te krijgen, anders krijgt het diertje een andere kleur. 

Als het gaat om erfelijkheid dan hebben de meeste mensen wel geleerd dat het da gaat om een recessieve en een dominante eigenschap. De werkelijkheid is soms echter iets ingewikkelder. Bij het nonnetje is wit inderdaad recessief en moet je homozygoot wit zijn om fenotypisch wit te worden, maar er zijn meer genen bij betrokken en daarom kan het nonnetje naast wit en roze (wat dominant is) ook geel (minder dominant) en oranje (ook iets minder dominant) worden. Je kunt dus relatief veel roze nonnetjes vinden en minder witte, met daar tussenin gele en oranje exemplaren.

Maar let op, want ook hier bedriegt de schijn soms. De kleur van het nonnetje wordt namelijk pas na een jaar zichtbaar bleek in laboratoria waar men het nonnetje zich liet voorplanten om de erfelijkheid van de kleur te kunnen achterhalen. Een klein wit gevonden schelpje van een nonnetje hoeft dus niet perse van een wit nonnetje te zijn. Het kan een jong exemplaar zijn geweest.

Van andere weekdieren is bekend dat de kleur van de schelp wordt bepaald door de omgeving zodat ze minder opvallen. Hierdoor worden ze domweg minder opgegeten. Net als het nonnentje graven de meeste tweekleppigen zich in onder de grond en zou je denken dat het dan niet uitmaakt, maar om te eten moeten ‘boven komen’. En dan worden de opvallende exemplaren er het eerst tussenuit gegeten.

Huid

De schelpen beschikken over een opperhuid. Jazeker, er zit dus een huid over de schelp heen! Deze huid wordt Periostracum genoemd en verstevigd en beschermt de schelp (tegen bijvoorbeeld chemische aantastingen). Het Periostracum heeft wel wat weg van de chitine van insectenpantsers en is vaak anders gekleurd dan de schelp zelf maar kan ook transparant zijn.

Vind je een schelp op het strand en heeft die er al een tijdje gelegen, dan is de kans groot dat het Periostracum daar van af is gesleten. Het Periostracum komt in verschillende vormen voor. De ondoorzichtige vorm belet soms dat je de kleur van de schelp kunt zien.

Fossielen

Je zult vaak schelpen vinden waar het Periostracum van verdwenen is, want onderschat niet hoe vaak je op het strand schelpen vindt die al enkele honderden jaren oud zijn en waarvan de dieren al eeuwen geleden dood zijn gegaan. Sommige gaan zelfs over de duizend of zelfs miljoenen jaren heen. Hierdoor kun je schelpen vinden van dieren die al lang niet meer in de zee voorkomen.

Enorm groot

Heel soms vind je ook wel eens een schelp van een soort die bovenmatig groot is. Je zou dan misschien kunnen denken dat de rest gewoon wat jonger is of dat je te maken hebt met een fossiel exemplaar dat toen groter was.

Maar waarschijnlijk is er iets anders aan de hand. Dit wordt ‘reuzengroei’ genoemd en ontstaat als het weekdier (vaak een slak) is belaagd door een parasiet die hem heeft gesteriliseerd. De parasiet heeft hier baat bij omdat er veel energie nodig is om cercariën (parasietlarven) te produceren. Door de gastheer te steriliseren blijft er voldoende energie over omdat voortplanting nu eenmaal veel energie kost.

Maar waarom wordt de schelp dan zo groot? Dat komt omdat het weekdier hierdoor ook niet meer het hormoon kan aanmaken dat de groei van de schelp moet stoppen en dus wordt hij erg groot. Je zou hier dus wel kunnen stellen dat “size matters”, maar dan wel in omgekeerde betekenis.

Tweekleppigen

Op het strand vind je veel schelpen terug van tweekleppigen zoals het nonnetje, de mossel en de oester. Zitten beide schelpen nog aan elkaar vast middels de zogenaamde slotband, dan noemen we dat een “doublet”.

Tweekleppigen zijn koudbloedig en hebben dus dezelfde temperatuur als hun omgeving. Door slijm aan te maken kunnen ze er voor zorgen dat er niet teveel schommelingen in het zoutgehalte en de temperatuur plaatsvinden. Iets waar ze nogal gevoelig voor kunnen zijn.

In de afgelopen decennia hebben we kunnen merken dat dit soort dieren gevoeliger is voor veranderingen als dat we aanvankelijk aannamen. In de Noordzee ging het bijvoorbeeld niet goed met een groot aantal soorten. Er zijn letterlijk in de afgelopen jaren enkele honderden soorten uitgestorven. Het bleek dat dit kwam doordat de waterkwaliteit sterk afnam. Veel werd geweten aan giftige verf dat voor boten werd gebruikt en toen dit werd tegengegaan door een verbod op bepaalde producten in te voeren, nam het aantal dieren (maar niet perse het aantal soorten) ook weer toe.

Hoewel biologen zich steeds meer zijn gaan interesseren voor dit soort weekdieren, weten we er eigenlijk nog niet eens zo heel veel vanaf. Het zijn nu eenmaal geen dieren waar veel mensen historisch gezien veel interesse in hadden. Hierdoor hebben we niet de beschikking over een goede inventarisatie van de aanwezige soorten en hebben we ook nog niet goed in kaart gebracht welke soorten bijvoorbeeld bedreigd zijn.

Tweekleppigen gebruiken overigens geen rasp, zoals slakken dat kennen, maar filteren het voedsel uit het water dat voorbij stroomt. Soms zorgen ze voor meer stroming door de kleppen te bewegen. Ze graven zich in om zichzelf te beschermen.

De boormossel

Er bestaan heel veel soorten, maar de boormossel, waar je een inheemse variant en een exoot in Nederland hebt, moet ik toch even apart noemen omdat je daarvan nog wel eens de schelpen van vindt en er onzin over wordt verteld.

Je herkent de witte boormossel aan zijn langwerpige vorm met op de dunne schelp een soort gekartelde opstaande lijnen waarbij de bovenrand is omgeslagen. De Amerikaanse boormossel (Petricolaria pholadiformis), die volgens sommigen de witte (Barnea candida) op een aantal plekken verdreven heeft, is niet verwant aan de witte boormossel zoals je aan de wetenschappelijke naamgeving kunt zien. Anderen bestrijden weer dat deze soorten elkaar in de weg zitten. De Amerikaanse excoot herken je aan de dikkere schelp die geen omgeslagen bovenrand heeft en ronder is aan de onderkant.

De boormossel leeft in gaten in hout of steen die hij daar zelf in kan maken. Dat boren doet hij door bewegingen met de ruwe kleppen te maken. Soms vind je ze op het strand nog in een stuk steen of in hout terug. De schelpen zitten vaak als een doublet aan elkaar vast als je hem vindt omdat de slotband erg stevig is.

Van de boormossel wordt soms beweerd dat ze gaatjes boren in andere schelpdieren om de inhoud daarvan te kunnen consumeren. Dat zou de verklaring van de naam zijn. Maar een boormossel heet boormossel omdat hij gaten maakt in een harde ondergrond waar hij zich in schuil houdt. Hij eet helemaal geen weekdieren en boort daar zeker geen gaten in.

De tepelhoorn

Wanneer je een schelp vindt met een klein rond gaatje er in, dan is dat gaatje niet veroorzaakt door een boormossel maar door een zogenaamde tepelhoorn. Dit is een slak die met behulp van een rasp (een soort ronde tong met ruwe uitstekels) het gaatje in de schelp boort. De tepelhoorn spuit door dit gat een gif waardoor het weekdier in de schelp verlamt raakt en daarna wordt opgegeten doordat hij via het gaatje door de tepelhoorn wordt opgeslurpt.

De tepelhoorn kan zijn prooi onder het zand vinden door reuksporen te volgen. Hij graaft zich letterlijk in het zand op weg naar het slachtoffer. Hij moet overigens wel geduld hebben, want het duurt ongeveer 5 dagen voordat hij het gat door de schelp heeft geboord.

Schelpdieren eten

In Nederland is het consumeren van mosselen misschien wel de bekendste manier van het nuttigen van schelpdieren. Als het gaat om de voedingswaarde, dan is het eten van schelpdieren een goede keuze omdat ze zeer hoogwaardig en veel eiwit kunnen leveren.

Maar mosselen is zeker niet het enige gerecht dat met weekdieren wordt bereid. We eten immers ook slakken (escargots) en inktvissen (calamari). Ook andere schelpdieren dan mosselen eten we met enige regelmaat. Denk maar eens aan oesters of bijvoorbeeld Sint Jacobsschelpen.

Niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen worden schelpdieren veelvuldig gegeten. Een bekend Italiaans gerecht heet bijvoorbeeld spaghetti vongole. Dit gerecht is een traditioneel Italiaans pastagerecht gemaakt met schelpdieren dat uit het zuiden van Italië komt en vertaald "spaghetti met venusschelpen" wordt genoemd.

Als particulier mag je in de kustgebieden van Nederland voor eigen gebruik maximaal 10 kg schelpdieren per persoon per dag meenemen. Dat is heel veel en met kinderen kan het ook leuk zijn om op deze manier het eigen maaltje zelf te ‘vangen’ en ze tegelijkertijd iets bij te brengen over het eten van dieren, de omgang met de natuur en ga zo maar door.

Toch moet je hier wel wat mee oppassen. Schelpdieren kunnen namelijk vol schadelijke stoffen zitten als het water niet schoon is. Het zijn immers uitstekende ‘zeven’ en hebben zelfs een functie in het zuiveren van het water. Het consumeren van niet geteste schelpdieren kan daardoor leiden tot buikklachten en overgeven. Even vooraf informeren of het verstandig is in het gebied waar je wilt gaan rapen is daarom geen overbodige luxe.

Andere dieren

Niet alleen mensen, ook veel dieren eten schelpdieren. Een scholekster (Engels: oystercatcher) specialiseert zich na zijn geboorte zelfs vaak in het eten van wormen of in schelpdieren. Het eten van schelpdieren is echter niet echt eenvoudig. De tweekleppige houdt de kleppen strak gesloten als hij wordt aangevallen. Je moet dus sterk of slim zijn, wil je een dergelijk dier kunnen opeten.

Niet iedereen kan als de tepelhoorn een gaatje boren in de harde schelp en dus zijn er andere strategieën voor nodig. Op pieren in het Grevelingenmeer zie je soms heel wat opengewerkte schelpen liggen. Dit wordt vooral door vogels gedaan. Ze nemen de schelp mee hoog de lucht in en laten hem net zo lang op de stenen pier vallen totdat hij openbarst. Op de pieren bij het Koepeltje heb ik dit regelmatig aangetroffen.

Relatie met de rest

Schelpdieren hebben een belangrijke rol in het ecosysteem als voedselbron en wij hebben heel veel schelpdieren in de Waddenzee. Er is dan ook heel wat onderzoek gedaan naar de relatie tussen bijvoorbeeld de kwaliteit en samenstelling van de soorten schelpdieren die voorkomen op de schelpdierbanken in de Waddenzee en hoe vogels daarvan profiteren, maar ook wat deze vogels verstoort als ze daarvan willen eten. Dit is belangrijk om te weten omdat er jaarlijks meer dan maar liefst 10 miljoen vogels eten van dat wat de Waddenzee te bieden heeft. Gaat het met de Waddenzee niet goed, dan hebben daar dus heel veel vogels last van met alle gevolgen van dien voor de rest van het ecosysteem.

Op basis van deze bevindingen kon bijvoorbeeld advies worden opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het beleidskader voor het handmatig rapen van Japanse oesters. We weten hierdoor nu bijvoorbeeld dat een effect van het handmatig rapen van oesters de Scholeksters verstoren die op de desbetreffende bank naar voedsel zoeken en dat dit dus niet wenselijk is. Maar door op bepaalde banken te rapen en op andere niet, kan de verstoring enorm worden teruggebracht.

Ook is gebleken dat sinds het verbod op de mechanische kokkelvisserij in 2004 in de Waddenzee de schelpdieren van de Waddenzee de kans hebben gekregen zichzelf te herstellen. Vooral de kokkels werden daardoor groter en talrijker wat een positief effect had op het bestand van wad- en trekvogels. De Waddenzee is namelijk een belangrijke ‘pauzeplek’ voor heel veel trekvogels.

Het aantal kokkels is in de Waddenzee nu in die mate toegenomen dat ze elkaar soms uit de grond drukken en daarmee een laag vormen waarop andere schelpdieren zich weer kunnen vasthechten. Het duurzame beleid pakt dus gunstig uit voor de natuur en daarmee ook voor de mens. Op dit moment is het zo dat de kokkels in de Waddenzee binnen enkele weken al het water filteren waardoor het geheel alleen nog maar gezonder wordt.

Bedreiging

Maar het is niet alleen positief wat de klok slaat. De Waddenzee staat namelijk onder druk door de winning van gas en zout. De bodem is hierdoor nu al gedaald en onderzoek moet uitwijzen hoe ernstig dit is.

Een aantal politieke partijen heeft daarom een manifest opgesteld waarin gevraagd wordt de proefboringen te stoppen totdat er meer duidelijkheid is gekomen over de mogelijke gevolgen. Het ligt voor de hand dat dit soort activiteiten kan leiden tot verstoring van het ecosysteem en dat we dit moeten voorkomen wanneer we de natuur en de dieren daarin willen blijven beschermen.

Het uitroepen van de Waddenzee tot Unesco Werelderfgoed in 2009 was een van de stappen die men ondernam om het gebied beter te kunnen beschermen. Deze erkenning maakt dat het Waddengebied wordt beschouwd als een onvervangbaar en uniek voor de wereld. Hoewel dit op zich geen bescherming biedt, vestigt het wel de aandacht op de Waddenzee als iets wat je zou moeten beschermen. Nederland heeft dan ook een verdrag ondertekend waarin zij aangeeft dit te zullen doen. Laten we haar daar met zijn allen aan houden!

 

Dive4all is

Aquamed logo
Officieel Aqua Med dealer. Registreer online

Mares logo
Officieel Mares Premium Reseller

Dive4all opleidingen worden uitsluitend gegeven door gecertificeerde PADI Instructeurs en Divemasters.

Dive4all PADI school Utrecht

Tweets

Een vraagje

Biologiezaken relevant voor duikers