Voor een grote groep mensen die een spons in de keuken of de badkamer gebruikt, denkt misschien maar een klein deel bij het woord spons aan een dier. Voor duikers is waarschijnlijk het tegendeel waar. Die weten als geen ander dat sponzen bestaan uit veelvoorkomende diersoorten die de koraalriffen steeds meer bedekken.
Er zijn duizenden soorten sponzen bekend waarvan het overgrote deel in zout water leven. Ook in Nederland komen sponzen voor. Je vindt ze vooral in de Oosterschelde. Denk daarbij aan bijvoorbeeld de boorspons of de geweispons. Enkele soorten sponzen komen ook voor in zoet water.
Onze naam spons voor het schoonmaakattribuut komt overigens van dit dier. Mensen gebruiken deze dieren namelijk al meer dan 3000 jaar om zichzelf en hun spullen schoon te maken. Nu worden huishoudelijke sponzen vooral synthetisch gemaakt, hoewel je ‘natuurlijke sponzen’ nog steeds kunt kopen.
Lekker eenvoudig
Sponzen worden beschouwd als de eerste meercellige organismen die deze aarde zag. Biologen beschouwen sponzen dan ook als de meest eenvoudige dieren van de meercellige fauna. De sponzen worden gerekend onder de Porifera. Dit is afgeleid van porus (porie) en betekent niets anders dan “gatendrager”. Dat is niet voor niets want wie goed naar een spons kijkt ziet talloze gaatjes in de spons zitten. Door deze gaatjes zuigt de spons het water aan. In dat water bevindt zich het plankton waarmee de spons zich voedt.
Het dier is eenvoudig gebouwd: het kent geen verschillende weefsels of organen. Sponzen beschikken wel over gespecialiseerde cellen die een eigen taak hebben. Maar ze werken min of meer onafhankelijk van elkaar. Er zijn cellen die zorgen voor de vertering van het voedsel terwijl andere cellen als taak hebben de voortplanting te regelen of het water aan te zuigen, om het water te filteren of die zich bezig houden met het afvoeren van afval.
Een spons bevat geen zenuwcellen of spiercellen. Ze reageren daarom niet wanneer ze worden aangeraakt door bijvoorbeeld een vis. Niet gek dus dat mensen heel lang hebben gedacht (en nu vaak ook nog!) dat sponzen planten zouden zijn. Ze bevatten echter geen bladgroen (chlorofyl) en beschikken over echte dierlijke cellen.
Sponzen zijn er in allerlei vormen (van soorten die lijken op de grond gegooide kwak tot menshoge vazen en buizen) en in allerlei kleuren. Biologen denken dat de kleuren vooral bedoeld zijn om zich te wapenen tegen het Uv-licht in het ondiepere water. Door deze kleuren zorgen sponzen in combinatie met de vaak gekleurde zachte koralen voor de grote kleurenrijkdom van tropische koraalriffen. De soms felle paarse en bijvoorbeeld gele of lichtgroene kleuren doen het rif er immers fantastisch uitzien.
Spicules en spongine
Een spons van enig formaat wordt stevig gehouden door spicules (skeletnaalden). Dit zijn een soort puntige vormpjes die kunnen lijken op die metalen dingen die ze in actiefilms op de weg gooien om autobanden mee lek te kunnen maken. Een spicule is echter niet gemaakt van metaal, maar van kalk of van silica (lijkt op glas). De spicules zorgen niet alleen voor de stevigheid van de spons. Ze helpen ook dieren af te schrikken. Ze prikken immers als je een stuk spons eet.
De spicules worden bijeen gehouden door spongine, een eiwit. Sponzen bevatten dus eiwit (hoewel ze vooral uit water bestaan) en ze worden dan ook door een aantal dieren, zoals de papegaaivis, gegeten. Erg voedselrijk zijn ze overigens niet. Je moet er veel van consumeren om iets nuttigs binnen te krijgen. De spicules zijn overigens karakteristiek voor de soort. Je kunt daarom sponssoorten het beste onderscheiden door de spicules onder een microscoop te bekijken.
Giftig
Wanneer je ooit per ongeluk zo'n paarse buis (de paarse kokerspons) hebt aangeraakt (wat je natuurlijk altijd moet proberen te voorkomen!) zal je zijn opgevallen dat ze door een slijmachtig plakkerig laagje worden bedekt. Het voelt een beetje aan als het slijm van naaktslakken. Je moet daar wel mee oppassen, want deze slijmlaag is toxisch (giftig).
Sponzen worden door hun gif wel beschouwd als dieren die behoren tot de giftigste diersoorten. Toch eten sommige zeenaaktslakken sponzen. Dat lijkt vreemd te zijn gezien de giftigheid van de spons, maar deze slakken kunnen het vergaarde gif opslaan in hun lichaam en zelf gebruiken ter aanval of bescherming waardoor het nut voor hen krijgt.
De Karetschildpad eet ook sponzen. Sponzen bevatten relatief weinig voedingswaarde waardoor het dier er veel van moet consumeren om genoeg binnen te kunnen krijgen. De spicules blijken het maagdarmkanaal van deze schildpad soms behoorlijk te beschadigen, maar toch geen last bij het dier op te leveren. Ook het gif lijkt hem niet te deren. Waarom dit zo is, is nog niet exact bekend. Wel weten we dat mensen, die schildpadden aten, soms stierven aan dit sponsgif dat zich binnen de Karetschildpad had opgehoopt.
Bedreiging voor koraal
Steeds meer komen mariene biologen tot de conclusie dat sponzen een serieuze bedreiging gaan vormen voor koraalriffen. Sponzen doen het goed bij vervuiling van het zeewater. Het gif van deze goed gedijende sponzen draagt er zorg voor dat de spons een stukje ruimte vrij maakt onder en om zich heen om zichzelf goed te kunnen nestelen. Het koraal gaat door dat gif dood.
Ook nestelen zich soms sponzen op levend koraal of zorgt hun schaduw er voor dat er te weinig licht overblijft voor het koraal. Ook is gebleken dat sommige sponzen gaten boren in de kalk (gemaakt van calciumcarbonaat) dat door het koraal wordt afgezet. Dit doet de spons zodat hij zich beter kan vastzetten en zich beter kan verdedigen tegen potentiele aanvallers. Hiervoor gebruikt de spons een zuur. Doordat het zeewater zelf zuurder is geworden (effect van de opwarming van het water) vindt dit proces gemakkelijker en daarmee sneller plaats, hetgeen nog meer koraal aantast.
Sponzen zitten koraalkolonies dus in de weg. Maar normaal gesproken bestaat er een ‘gezonde verhouding’ tussen het aantal sponzen en het koraal. Er komen nu wel steeds meer sponzen. En zijn er teveel sponzen, dan tast dat teveel het koraal aan en dan wordt het bedreigend voor het koraal. Teveel sponzen ontstaan doordat de zee steeds meer vervuild, het water warmer worden en hun natuurlijke vijanden steeds meer verdwijnen. Het gaat bij deze natuurlijke vijanden vooral om de papegaaivis, de maanvis en dus ook de Karetschildpad.
In het Caribische gebied werden onlangs zeventig koraalriffen door biologen onderzocht op de relatie tussen het voorkomen van vissen en de hoeveelheid sponzen. Daaruit bleek dat in meer dan een derde deel van deze riffen overbevissing had gezorgd voor meer dan 25% bedekking van het koraal door sponzen. Het is daarom noodzakelijk om ook papegaaivissen en maanvissen beter te gaan beschermen, willen we dit goed kunnen tegengaan.
Voeding
Een spons beschikt niet over aparte organen en er bestaat dan ook geen spons die over iets als een mond beschikt, noch heeft het spieren die de mond zouden kunnen bewegen. Om die reden moet de spons over een ander mechaniek beschikken voedsel te kunnen opnemen.
Door de eerder beschreven poriën (ostia) in de buitenwand van de spons wordt water aangezogen door de beweging van zweepharen (flagella) in de wand van de spons. Andere cellen in de wand filteren vervolgens dit water op plankton. Sponzen filteren het water ook op een aantal anorganische stoffen. Daarmee zijn het schoonmakers van de zee. Het water wordt daarbij door een soort kamertjes geperst. Dit zijn de ‘kamertjes’ die je bij een ‘natuurlijke spons’ in de winkel kunt zien zitten.
Bij de meeste sponzen komt het water terecht in een soort holle ruimte die een opening (het osculum) naar buiten heeft en waarlangs het gefilterde water wordt afgevoerd. Afhankelijk van het soort spons kunnen er een of meerdere van deze openingen aanwezig zijn.
Het voedsel (voornamelijk eencelligen algen) wordt door cellen ingesloten zoals dat bij een amoebe gebeurt. De afvalstoffen van het verteren worden met het wegstromende water door de osculum afgevoerd.
Verstopping
Het grootste gevaar voor een spons is de verstopping van de poriën en de daar achter gelegen kanalen. Zand is daarom te beschouwen als een grotere vijand van de spons dan de dieren die hem proberen op te eten.
Een andere bedreiging hiervoor kan gevormd worden door algen die zich op de spons afzetten. Zij kunnen, door vermeerdering, ook tot verstopping leiden.
Je ziet dat sponzen voor een aantal dieren een uitstekende beschutting kunnen zorgen. In bekersponzen zie je als duiker bijvoorbeeld vaak een vis zitten. Wie goed kijkt in de paarse buizen van de Kokerspons zal daar ook vaak iets levends in aantreffen zoals een garnaal of een slangster.
Slangsterren, kreeftjes en borstelwormen gaan regelmatig symbiosevormen aan met sponzen. Zij eten de algen weg die voor de verstoppingen zorgen. Wederzijds voordeel dus.
Voortplanting
Sponzen kennen zowel geslachtelijke als ongeslachtelijke voortplanting. Breekt er een stukje van een spons af, en bestaat dit uit de juiste cellen, dan kan daaruit onder de juiste omstandigheden een geheel nieuwe spons groeien. Ongeslachtelijke voortplanting dus.
Er bestaan sponzen die een soort knop vormen. Dit is een andere vorm van ongeslachtelijke voortplanting. Deze knop bevat de benodigde cellen om zelfstandig als spons te kunnen uitgroeien. Deze knop kan er af vallen en uitgroeien. Ook zijn er sponzen die dergelijke knoppen ontwikkelen voor geval van nood. Deze zogenaamde gemmules zijn bestand tegen zuurstofgebrek en uitdroging en kunnen daardoor een lange tijd overleven in voor sponzen slechte omstandigheden. Worden de omstandigheden beter, dan kunnen ze uitgroeien tot sponzen.
Sponzen zijn meestal hermafrodiet (wat betekent dat ze zowel vrouwelijke als mannelijke gameten produceren). De meeste sponzen kunnen zich geslachtelijk voortplanten door spermacellen in het water los te laten. Sommige soorten vangen deze spermacellen op zoals ze voedsel vangen en brengen die dan naar de eicellen toe in het eigen lichaam. De bevruchte eicellen ontwikkelen zich in het lichaam tot larven en worden op een gegeven moment los gelaten om zich elders te kunnen vestigen. Er zijn ook sponzen waarbij naast de spermacellen ook de eicellen vrij in het water terecht komen en de bevruchting en ontwikkeling dus buiten de spons plaatsvindt.
Geneeskunde
De stoffen die sponzen aanmaken kunnen gebruikt worden binnen de farmaceutische industrie. Er is bijvoorbeeld een medicijn dat wordt gebruikt bij leukemie, bij pancreas-, blaas- en borstkanker maar ook een medicijn dat wordt gebruikt tegen mondherpes. Beide werkzame stoffen zijn onttrokken uit de Tectitethya crypta.
Uit deze spons werden de nucleosiden spongothymidine en spongouridine geisoleerd die werkzaam bleken te zijn tegen kanker en virale infecties. Vidarabine is een voorbeeld van een dergelijk medicijn dat op basis hiervan werd ontwikkeld tegen bijvoorbeeld Herpes. Het verstoort de aanmaak van viraal DNA waardoor de ziekte wordt teruggedrongen.
Japans Huwelijkscadeau
Naast al het interessants wat er te weten valt over sponzen, is dit misschien nog wel een leuke afsluiter. De spons Euplectella aspergillum wordt in het Nederlands het Venusmandje genoemd. De Spicules hiervan lijken op staafjes. Deze staafjes vergroeien met elkaar tot een soort hekwerkje dat lijkt op een lange koker die wel een meter lang kan worden.
Als larven komt een soort kreeftje soms als paartje in deze koker terecht en profiteert daar van het voedsel dat door de spons naar binnen wordt gezogen. Als tegenprestatie houden de kreeftjes de spons netjes schoon.
Omdat ze groeien kunnen ze op een gegeven moment de koker niet meer verlaten. Maar hun nazaat, dat geboren wordt in de spons, kan nog wel door de mazen van het hekwerk heen en zal de spons op een gegeven moment dan ook daadwerkelijk verlaten, op zoek naar een nieuwe, eigen spons.
In Japan staat het Venusmandje daarom symbool voor een plek waar de oneindige liefde bestaat en de spons wordt in gedroogde vorm vaak tijdens een huwelijk aan het bruidspaar aangeboden.