Toen ik biologie studeerde, we spreken inmiddels over meer dan 40 jaar geleden, bevonden zich onder de belangrijke thema’s waar we oplossingen voor moesten vinden de zure regen en de eutrofiëring. Aan zure regen konden we wat doen, maar van eutrofiëring hebben we nog steeds veel last. Het wordt wel gezien als een van de grootste ecologische bedreigingen van ons oppervlaktewater.
Verrijken van de grond
Veel mensen strooien kunstmestkorrels in hun tuin om het gras en de planten mooi te houden en goed te laten groeien. Hetzelfde vindt natuurlijk plaats in de landbouw. Kunstmest bevat onder andere stikstof, fosfor, kalium, magnesium, zwavel en calcium. Allemaal stoffen waar veel tuinplanten en gewassen het goed op doen. We zouden dit daarom voedingsstoffen voor deze planten kunnen noemen.
Door kunstmest te gebruiken verrijken we de grond dus met voedingsstoffen. Niets mis mee, zul je misschien denken, maar dat gaat toch niet helemaal op. Door een teveel van deze stoffen treedt namelijk een sterke groei en vermeerdering van alleen bepaalde soorten planten op. De aanwezigheid van deze welig tierende planten kunnen de mogelijkheid van het aarden van andere planten behoorlijk tegengaan. Het verrijken van de grond zorgt dus voor het verarmen van de biodiversiteit. De soortenrijkdom neemt hierdoor af.
Veel mensen en boeren wensen dat overigens voor hun tuin of land. Ze willen het liefste dat daar alleen de planten groeien die zij willen. Maar de kunstmest die wordt gebruikt blijft niet alleen in de tuin of op het land liggen. Door regenwater komt het ook in bermen terecht, in het grondwater en het slootwater. Daarmee nemen de soorten ook af op plekken waar dat minder wenselijk is.
Minder soorten, nou en?
We weten uit onderzoek dat bossen met veel verschillende soorten planten meer koolstofdioxide opnemen. Ook wordt het bos beter beschermd door een diversiteit aan planten. Als alle planten even hoog zijn, dan heeft storm meer vat op deze planten. En bij ziekte zal een enkele soort deze ziekte snel kunnen doorgeven, tussen verschillende soorten vindt dat veel moeilijker plaats.
We mogen dus stellen dat een grotere biodiversiteit leidt tot een grotere bescherming en minder kwetsbaarheid. Maar er is meer aan de hand. Verschillende dieren en planten leveren een bijdrage aan het ecosysteem. Zoals een lieveheersbeestje luizen eet en spinnen muggen, zorgen vossen, haaien en uilen er voor dat bepaalde zwakkere dieren worden weggevangen en extreme hoeveelheden van bepaalde soorten worden tegengegaan.
Haal je bepaalde elementen uit deze keten, dan raakt de gehele keten verstoord. Beschouw wat dat betreft het natuurlijk evenwicht als het raderwerk van een klokje. Verwijder een tandwiel en alles loopt mis.
Biodiversteit zorgt voor ecologisch evenwicht. Het verstoren van dat evenwicht is niet alleen slecht voor de natuur, maar ook voor ons mensen. Geloof niet dat het evenwicht zich hersteld zonder dat we hier last van zouden hoeven te krijgen. Wij zijn net zo afhankelijk van dit evenwicht als de dieren in het bos.
Verrijkte grond herkennen
Onkruid kan goed als indicator dienen om de samenstelling van de grond te kunnen inschatten. Als je bepaalde stoffen in grote hoeveelheid in de grond hebt zitten, dan doen een paar soorten onkruid het daar erg goed op en zullen dan veel meer voorkomen.
Je kunt bijvoorbeeld een zure grond herkennen aan veel veldzuring en paardenstaarten terwijl je stikstofrijke grond vaak bezaaid ziet staan met brandnetels. Klaver zie je juist veel op grond waar weinig stikstof in zit.
Op omgeploegde verrijkte tuingrond, ook cultuurgrond genoemd, kom je vaak paardenbloemen, ereprijs, brandnetels, muur en speenkruid tegen. Als eenvoudige vuistregel zou je kunnen nemen dat als je veel brandnetels ziet, dat dit niet zo’n goed teken is. Heb je daar dus veel last van in de tuin, dan moet je je afvragen of je niet teveel aan het bemesten bent geweest.
Wat is nu het probleem?
In water van sloten en meren komt water samen dat vervuild is met veel voedingsstoffen. De waterkwaliteit van bijvoorbeeld meren in Nederland is onder andere hierdoor niet erg goed (ronduit slecht). Veelal zijn die voedingsstoffen in het water terechtgekomen door de landbouw, maar moestuintjes, gewone tuinen, lozingen en bijvoorbeeld bouwplaatsen kunnen daar ook een rol in hebben gespeeld.
Door deze voedingsstoffen, denk met name aan stikstof en fosfaat, groeien vooral in de zomer de blauwalgen buitensporig. Blauwalgen zijn geen echte algen maar bacteriën. Ze zweven vlak onder de wateroppervlakte en zorgen er op die manier voor dat onder andere het licht moeilijker kan doordringen waardoor waterplanten sterven.
Al met al zorgt dit voor steeds meer dood organisch materiaal in het water waardoor er meer reducenten komen die dit materiaal verteren en hier zuurstof voor nodig hebben. Kortom, er wordt minder zuurstof geproduceerd en meer verbruikt. Hierdoor ontstaat hypoxie, een gebrek aan zuurstof. Dieren zoals vissen sterven door dit gebrek en de teloorgang is compleet. Door dit proces wordt een beweging in gang gezet die sloten veranderen in een dikke brij stikkende drap. Dit proces wordt eutrofiëring genoemd. Een terechte benaming omdat eutrophia “goede voeding” betekent.
Komt het veel voor?
Wanneer we gaan kijken naar water waar wij relatief vaak in duiken, de Vinkeveense Plassen, dan weten we dat het vrijwel ieder jaar een periode kent waarin het verboden is om daar in te zwemmen omdat er teveel blauwalgen in het water aanwezig zijn. Dit kan leiden tot braken en misselijkheid.
Dus ja, het komt veel voor en sloten en meren vormen hierbij de meest kwetsbare oppervlaktewateren voor eutrofiëring omdat ze stilstaand water bevatten. De algenbloei kan daar zowat ongeremd zijn gang gaan.
Van het meeste oppervlaktewater in Nederland is de waterkwaliteit onvoldoende omdat er teveel voedingsstoffen in het water aanwezig zijn die een gezonde ecologische ontwikkeling in de weg staan. De Kaderrichtlijn Water laat ons zien dat dit optreedt bij alle typen zoet oppervlaktewater in Nederland.
Wat was en is de oorzaak?
Tijdens mijn studieperiode ontstond eutrofiëring voornamelijk door wasmiddelen die veel fosfaten bevatten. Waswater werd afgevoerd en kwam in sloten terecht. Sindsdien is men druk bezig geweest met de terugdringing van de fosfaatbelasting door wasmiddelen. Er wordt minder geloosd op oppervlaktewater en er worden minder fosfaten aan wasmiddelen toegevoegd. Deze maatregelen hebben positieve gevolgen gehad.
Maar tegelijkertijd zijn de landbouw een veeteelt intensiever geworden en is men daardoor hogere hoeveelheden van stoffen die aan eutrofiëring bijdragen (stikstof en fosfaten) gaan toevoegen aan het milieu. Dezelfde stoffen dus, maar vanuit een andere bron afkomstig.
Wat doen we er tegen?
In een sloot waar eutrofiëring optreedt heerst een gebrek aan zuurstof. Door zuurstof toe te voegen werken we het proces tegen. In dit soort gevallen kan men met luchtinjecties de kwaliteit van het water proberen te verbeteren.
Soms wordt ook de bodem weggegraven. De fosfaten bevinden zich namelijk daar en door dit te verwijderen verminderd ook de aangroei van de blauwalgen. Er wordt zelfs polyetheen in de vorm van doeken op de bodem gelegd om de aangroei tegen te gaan.
Maar het beste is natuurlijk niet eutrofiëring te bestrijden, maar om het te voorkomen. En dat is deels gelukt. De gemiddelde waterkwaliteit is in de periode van 1990 tot 2000 dan ook wel degelijk verbeterd, maar daarna is het helaas gelijk gebleven terwijl we nog lang niet op het gewenste niveau zaten.
Onderzoekers moesten constateren dat de fosforconcentratie in de Nederlandse meren sinds 1993 niet verder is afgenomen en dat voor sloten geldt dat dit vanaf 1990 het geval is. Er zijn overigens wel beleidsdoelen geformuleerd om de vermesting te verminderen. Hierbij richt men zich op het bemesten in de landbouw en de verbetering van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Maar vooral het terugdringen van kunstmest blijkt erg moeilijk te zijn. De commerciële belangen zijn nu eenmaal erg hoog.
We hebben overigens een deel van ons probleem domweg verlegd. Bijna 30 procent van de stikstof in het gezuiverde rioolwater werd in 2020 geloosd op de grote rivieren en niet meer in meren en sloten. Omdat stilstaande wateren zoals meren gevoeliger zijn voor eutrofiëring zijn rioolwaterzuiveringsinstallaties schoner water gaan lozen op polderwater en meren. Maar dit betekent niet dat het niet meer in het milieu terechtkomt, het komt alleen elders in de natuur terecht.
Heel hoopvol is dat In 2020 er meer dan tien projecten werden gelanceerd om grondstoffen terug te winnen uit rioolwater voordat het geloosd werd. Hierdoor kon men 1,5 miljoen kg fosforhoudende meststoffen produceren met wat er teruggewonnen kon worden. Stoffen die hierdoor niet in het milieu terecht kwamen.
Samenvatting
Door overbemesting kan vooral in stilstaande wateren als sloten en meren eutrofiëring ontstaan. Hierbij ontstaat een gebrek aan zuurstof in het water waardoor veel organismen sterven. Zowat al ons oppervlaktewater heeft hier last van. Eutrofiëring wordt wel beschouwd als een van de grootste ecologische bedreigingen van ons oppervlaktewater.
Hoewel we er wel iets tegen kunnen doen, moeten we het vooral zien te voorkomen. De oplossing is eenvoudig: minder bemesten, maar zo simpel gaat dat niet. We voegen voedingsstoffen aan de grond toe om beter gewassen te kunnen kweken en lozen rioolwater op sloten en in meren. Hoewel we stappen hebben gemaakt stagneerde de verbetering helaas vanaf 1990.
De waterkwaliteit van het Nederlandse oppervlaktewater is hierdoor onder peil en moet momenteel beschouwd worden als van de laagste kwaliteit in Europa. We kunnen als individuen hieraan bijdragen door tuinen niet te bemesten, te kiezen voor producten die ‘schoner’ worden gekweekt en petities te tekenen die provincies aanzetten tot het verbeteren van het oppervlaktewater.