Volg ons  Volg ons op Twitter Volg ons op Facebook

Deel deze pagina:
FaceBook  Twitter

Wanneer je vaker bij Florida of Bonaire bent wezen duiken, zal je zijn opgevallen dat daar steeds minder koraal voorkomt. Sinds eind jaren negentig wordt de afname van het koraal bijgehouden door biologen door op een beperkt aantal uitgezette gebieden te kijken wat daar leeft. Opvallend is dat er, op de plaatsen waar het koraal is afgestorven, vooral sponzen terugkomen. En dat levert bepaalde voordelen op.

Waar zit hij?

De grote bekerspons is een spons die je steeds meer ziet rond Bonaire en in andere tropische wateren. De zeeën er omheen, zoals bij Florida en de Bahama’s horen biologisch gesproken allemaal bij elkaar en wisselen dan ook onderling soms organismen uit.

De grote bekerspons is de grootste sponzensoort ter wereld en komt voor in al die zeeën. Er zijn exemplaren bekend die groter zijn dan olievaten. Voor deze primitieve dieren, het zijn namelijk echt dieren en geen planten wat wel eens onterecht wordt aangenomen, is dit een groot formaat.

De Xestospongia muta (de grote bekerspons) kan door zijn omvang dan ook enorm veel water opnemen en verwerken. Dat verwerken vindt plaats doordat het water door de poriën in de buitenwand naar binnen wordt gevoerd door speciale cellen zodat het voedsel, in de vorm van plankton, daar uit gefilterd kan worden. Het gefilterde water wordt afgevoerd maar is daardoor wel ‘gezuiverd’ van een groot deel van de algen.

Dit zuiveren van water is een belangrijk gegeven omdat door het sterk afnemen van het koraal (rond Curaçao is nog maar 10% van het levende koraal over!) het rif snel zou kunnen vergiftigen. Blauwalgen zouden het gebied namelijk kunnen verzieken maar het toenemende aantal sponzen zorgt in ieder geval voor de zuivering van een deel van het water.

Niet alleen oke

Sponzen blijken ook een nadelig effect te kunnen hebben op koraal. Ze lossen bijvoorbeeld soms delen op om zichzelf goed te kunnen hechten aan de harde ondergrond. Daarnaast scheiden ze stoffen af ter bescherming die nadelig kunnen zijn voor het koraal. Dus dat is minder positief.

Maar het afsterven van koraal (wat vooral door ziektes en de opwarming van het water plaatsvindt) is echt een regelrechte ecologische ramp die leidt tot sterfte van dieren die daar afhankelijk van zijn. Denk daarbij alleen maar eens aan de vissen en bijvoorbeeld de kreeften die tussen het koraal beschutting vinden.

De komst van sponzen helpt die ramp een beetje te verzachten doordat sponzen, net als koraal, zorg kunnen dragen voor beschutting. Toch vervangen de sponzen het koraal natuurlijk niet geheel en is en blijft een gezond rif een rif waarin allerlei dieren in het liefst zoveel mogelijk varianten en soorten in evenwicht met elkaar samen voorkomen.

Onderzoek bij toeristenorganisaties leert dat veel duikers niet in de gaten hebben dat er op bepaalde plekken nog nauwelijks koraal leeft. Zien deze toeristen sponzen, dan mensen ze te maken te hebben met een gezond en mooi rif. Hierdoor heeft het afsterven van het koraal nog maar weinig effect gehad op de toeristische branche. Dat is belangrijk voor deze branche omdat de verwachtingen zijn dat er geen koraalriffen meer zullen bestaan over 30 jaar.

Het ontbreken van voldoende koraal zorgt er voor dat het rif veel minder groeit. Sponzen zetten geen kalk af, zacht koraal ook niet. Bij het stijgen van de zeespiegel komen de riffen dan ook uiteindelijk dieper te liggen, met alle gevolgen van dien. Sponzen hebben overigens minder licht nodig dan koraal, dus sponzen zullen hiervan waarschijnlijk minder nadeel ondervinden.

Zieke sponzen

Dat de grote bekerspons vaker voorkomt kan dus helpen, maar het wil nu ook weer niet zeggen dat dit dier immuun zou zijn voor de bedreigingen op het rif. Soms zie je wel eens sponzen met een oranje streep op de zijkant. Alles achter die streep is dood. Dit komt door de zogenaamde oranjebandziekte waarvan we nog steeds niet hebben kunnen achterhalen hoe of door wat dit ontstaat. Wel weten we dat dit de voorbode is voor de dood van de spons. Meestal sterft de spons hierdoor na een aantal weken. De oranjebandziekte lijkt overigens steeds minder voor te komen en is niet besmettelijk, zo ver we weten.

Een dode spons is eenvoudig te herkennen. Het weefsel van een spons is namelijk opgebouwd uit zogenaamde kalk- of glasnaalden (spicules) en materiaal daar tussen gebaseerd op een eiwit (spongine). Bij een dode spons lost het spongine op en houd je de spicules over. Die liggen dan op de bodem als een hoopje as.

De grote bekerspons wordt ook gegeten, maar niet veel. De spicules moeten dat verminderen, maar de gifstoffen die hij produceert doen dat nog meer. Dat laat onverlet dat sommige dieren hem dus toch zonder grote problemen lijken te kunnen consumeren. Maar veel dieren zijn dat niet.

Worden er enkele hapjes uit de spons genomen, dan hoeft dat niet zo’n probleem te zijn. De spons heeft geen zenuwweefsel en voelt dus geen pijn. Daarnaast kunnen de cellen van de spons vrij autonoom te werk gaan. Sommige biologen beschouwen een spons niet eens als een echt meercellig dier. Eerder beschouwen ze het al een verzameling vrij autonoom werkende cellen. Hoe het ook zij, de spons heeft geen organen zodat je dus geen vitale delen kunt raken.

Als er gegeten wordt, dan vallen er soms stukjes spons op de grond. Deze stukjes kunnen uitgroeien tot zelfstandige nieuwe sponzen. Hoewel de grote bekerspons ook geslachtelijke voortplanting kent, is deze vorm van ongeslachtelijke voortplanting dus ideaal om als soort in stand te blijven als je als individu wordt opgegeten.

Leven

Het leven van een spons, een van de allereerste meercellige organismen die de aarde ooit mocht aanschouwen, staat wel heel ver van de mens vandaan. Niet gek dat veel mensen denken met een plant te maken te hebben. Maar als een eicel van deze spons bevrucht wordt en er na enkele dagen een larve uit is gegroeid, kan deze, door onderdeel van het plankton te zijn geworden, over een lange afstand mee genomen worden om zich elders te vestigen.

De larve hecht zich vast aan een harde ondergrond en groeit daar uit tot een spons. De grote bekerspons kan, mits op een gunstige plek gevestigd, behoorlijk oud worden. Bij Curaçao stond een spons waarvan men aannam dat hij stamde uit enkele eeuwen voor Christus (2300 jaar oud). Inmiddels is deze grote bekerspons helaas dood. Maar exemplaren van meer dan een eeuw zijn geen uitzondering.

De omtrek en de diameter van de holte aan de bovenzijde worden wel gebruikt om de ouderdom te kunnen schatten. De spons groeit gemiddeld vrij lineair.  Weet je daarom dat een grote bekerspons van ongeveer een olievat grootte honderd jaar oud is, dan is een half olievat dus waarschijnlijk rond de 50 jaar oud.

Bouw

Bij de bekende paarse kokerspons is duidelijk waar het water weg moet stromen. Dat is het gat (het zogenaamde osculum) aan het einde van de paarse buis. De grote bekerspons kent ook een osculum maar dit is zo groot dat je het misschien niet meer als ‘uitgangspoort’ voor het water zult herkennen. Het osculum van de grote bekerspons is namelijk de holte aan de top van het dier. Niet zelden zie je dat zich daarin vissen schuil houden.

De bekerspons kan nogal wat verschillende gedaantes aannemen. Toch herken je ze vaak gemakkelijk: hij is tonvormig en doorgaans bruin met een tintje rood er in. Overigens bestaan er verschillende soorten. Denk hierbij niet alleen aan de veel voorkomende Xestospongia muta maar ook aan de Xestospongia testudinaria. De verschillen tussen de verschillende soorten is echter door duikers helemaal niet zo goed te zien. Vaak is microscopisch onderzoek naar spicules nodig om de soort met zekerheid te kunnen determineren.

Voedsel

Zoals te lezen is in ons eerder verschenen artikel over sponzen, voedt een spons, en dus ook de grote bekerspons, zich met kleine deeltjes die in het water zweven door dat water te filteren. De spons heeft daarvoor verschillende cellen nodig. Cellen die het water verplaatsen (door het water door een soort kamertjes in de wand te laten stromen), cellen die het voedsel opnemen (door het voedsel als het ware in te sluiten zoals amoeben dat doen) en bijvoorbeeld cellen die zich bezig houden met het verwijderen van de afvalstoffen.

De grote bekerspons krijgt op deze manier bacteriën en algen binnen maar haalt daarmee ook bepaalde organische verbindingen uit het water die daarin zijn opgelost. Deze verbindingen worden net zo goed gebruikt om van te leven en vormen daarom een essentieel onderdeel van de voedingsbehoefte van de bijzondere spons.

Kleur door symbiose

De grote bekerspons gaat een symbiose aan met een cyanobacterie.  Een cyanobacterie is een blauwalg. Deze algen kunnen net als planten fotosynthese gebruiken om suikers aan te maken wanneer er voldoende licht beschikbaar is.

In feite is een blauwalg helemaal geen alg, maar een bacterie. De soort waarmee de grote bekerspons in symbiose leeft, wordt gekleurd door Fycoërytrine. Dit is een kleurstof met een roodbruine kleur. Fycoërytrine is een eiwit dat een koperatoom bevat waardoor de rode kleur ontstaat. Om die reden zijn grote bekersponzen dus vrijwel altijd roodbruin van kleur (meer bruin dan rood in praktijk).

Let wel, er komen ook bleek witte grote bekersponzen voor. Dat zijn echter uitzonderingen en deze kleur heeft meestal te maken met de afwezigheid van licht of het stadium waarin de spons zich bevindt.

Vondst

Dit opmerkelijke verhaal zal ik je niet onthouden: Leerlingen van het Praedinius gymnasium uit Groningen waren met een leraar bezig om fossielen te zoeken in Groningen. Dat lijkt moeilijk, maar deze fossielen bevinden zich gewoon in tegels die daar op straat liggen en wie oplet kan er veel ontdekken. Een leuke schoolopdracht dus.

In een van de tegels die zij bekeken vonden ze een afdruk van een bekerspons. Dit werd geverifieerd door een professor. Dit fossiel bleek meer dan 300 miljoen jaar oud te zijn. Omdat dit een van de eerste bekersponzen was die in Nederland uit die tijd werd gevonden, was dat best bijzonder.

De gevonden bekerspons stamt uit het Carboon. Dit is een periode waarin Nederland nog alleen bestond uit moerassen en de eerste reptielen en zaadplanten ontstonden. We praten dus over een tijd ver voor die dinosauriërs (die ontstonden in het Perm en hadden hun hoogtepunt rond 65 miljoen jaar geleden toen ze uitstierven). Het Carboon was een tijd waarin de dode planten in steenkool (carbon = steenkool) omgezet zouden gaan worden en wanneer nieuwe insectensoorten zouden ontstaan. De bekerspons was er toen dus al. Maar in feite is dit nog een jonkie. De sponzen bestonden namelijk al tijdens het Precambrium (periode voor het cambrium) en dan wel zo’n slordige 800 miljoen jaar geleden.

Belangrijk?

Sponzen zijn op dit moment belangrijk voor riffen, maar ook voor de medische wereld. Er worden stoffen uit gehaald die gebruikt worden voor medicijnen. Ook in het verleden moet de rol van de spons niet worden onderschat. Men neemt aan dat de aanwezigheid van de eerste sponzen in de zeeën er voor gezorgd hebben dat er meer zuurstof in het diepere water terecht kwam. Zonder sponzen, zo denkt men daarom nu, zou mogelijk ander leven zich niet hebben kunnen ontwikkelen. Als voorouder van de meercellige dieren mogen we dus best wel trots zijn op de spons: hij is immers verre familie van ons!

Dive4all is

Aquamed logo
Officieel Aqua Med dealer. Registreer online

Mares logo
Officieel Mares Premium Reseller

Dive4all opleidingen worden uitsluitend gegeven door gecertificeerde PADI Instructeurs en Divemasters.

Dive4all PADI school Utrecht

Tweets

Een vraagje

Biologiezaken relevant voor duikers